2022
Het is niet mijn gewoonte een boek tussen boekensteunen te plaatsen dat ik niet heb uitgelezen. Er zijn zat boeken waar ik aan begin, en dan na een poging of vier uiteindelijk dicht klap, ergens rond pagina 60 of verder, om te besluiten dat het me niet voldoende boeit en in de weg zit van nieuwe boeken die lonken om gelezen te worden. Dat is me nu bijvoorbeeld al een paar keer overkomen bij werk van Jonathan Franzen, toch niet de minste. Dus in die zin bevindt Marieke Lucas Rijneveld zich in goed gezelschap. Op 70% van het boek (dat vertelt mijn e-reader mij) heb ik het definitief opgegeven, nadat ik al een paar stukken diagonaal had gescand.
Bij een boek dat zo bejubeld is, wil ik mijn best doen te begrijpen waarom het mij dan toch vooral irriteert. Het is niet het verhaal zelf over een prepuber dat rouwt om haar dode broer in een zwaar gereformeerd gezin waar men elkaar niet weet te troosten. Maarten 't Hart kan ik met smaak lezen. 'Knielen op een bed violen' van Jan Siebelink heb ik toch minstens 1 keer met plezier gelezen. Jan Wolkers is alweer te lang geleden, ik weet niet wat ik daarvan nu zou vinden. Terug naar Rijneveld. Hij/zij schaaft aan zinnen tot ze glimmen en blinken als gepolitoerd hout. Ze raken me niet. Ik lees cliché na cliché zonder dat ik ze ook maar even kan geloven. Ja, denk ik steeds, als je plezier in schrijven hebt, dan beschrijf je op deze manier een scene. Bewust plastisch taalgebruik, Rijneveld doet me nog het meest aan Gerard Reve denken. Ook een schrijver waar ik, met uitzondering van 'De avonden', nooit een boek van heb kunnen uitlezen. De gerichtheid op het fysieke (poepen, neus peuteren) is iets wat mij sowieso niet voor een boek inneemt. Toch is het meer dan dat. Het heeft iets met het succes van doen. Is dat wat literatuur is? Een schilderij in woorden, zonder filosofie, zonder verrassing, zonder twijfel ook. Is dit wat we met zijn allen de komende jaren goed gaan vinden?