De Smakelaar
Ik verwacht van poëzie een zin om op te kauwen.
Gun mij spiegels van een zoetekauw
Als ik de grootste honger ken.
Ik verwacht van poëzie een zin om op te kauwen.
Gun mij spiegels van een zoetekauw
Als ik de grootste honger ken.
Het geluk van bezit is langdradig.
Het is niet wit / het is een koelkast.
Vers uit de winkel om mijn benen gedragen
Komend van een spastisch dragonder
Vuur van bliksem met niets daaronder
Stroken lichtgevend schoon verwonder
verwarren de golven van de donder
Uitgeperste druppels maar dan zonder
Niet te missen miezer
Driedruppelsfile
Flonkerend, beschonken rood
Op een steel van glas
verdrinkt elkaar het voornemen
Een door het leven getekende tekenleraar
is door teken voor het leven getekend
Zware oren suizen
drukken schelpen
aan de zee
Wist je dat geluid vloeibaar kan zijn?
Wilde schepen maar wolken krabben.
Er is genoeg gedicht om te lezen bij het aanspoelen van flakkerende lijven en leden Maten van ver drinken en delen elkaar woorden uit en incasseren het wegwassende geronk van dieselmotoren "Voor betreders verboden" Staat er op de huid gezeten. Het zijn waarachtig kwallen waarvan we ons een weg kijken Ons tekort tot slot glad gestreken vergeten voor we de haven binnen varen. Hoor dan nogmaals de motors ronken. Er is gevaar voor epileptische aanvallen. Daar blijft het bij.
Kleine mannetjes vermomd in takken van de in de herfst gesnoeide boom kijken mij knoestig aan. Als ik, om hun blik te duiden, nadenkend wegkijk, zijn ze onherkenbaar verdwenen. Had ik gelijk, dat de een lankmoedig, de ander meewarig, een derde fronsend, maar waarom, door het raam mij aanstaarden? Kan ik niet vergewissen Wat ik in hun blik meende te missen, nieuwsgierigheid en een behoefte elkaar beter te leren kennen?
Zij is in tranen de beste, Ontgroent volumineus de lente. Ontdooit, ont- stolt, ontploft het ei Zij-zijn is waren in een winkelmand Van steen. Van Steen? Van rinkel de kinkel glazen in Scherven in ruiten, schoppen in harten We kaarten alles aan. Wie stut de klaver en viert het geluk? Gletsjerwater klotst en plonst en sponst. Grondig schudt zich af het zand, Fossielen borrelen zich lustig levend. Aller genen liggen kaal gestroopt en leeg gezogen, Golven proesten rollend boven. Wie wil er mee? We hebben lachgas in pistons, Cocaïne in condooms, een verrukkelijk virus Onder de leden. Zie hoe alles wil ontspringen. Het is een boek te strak gespannen en heel gemeen- zaam bieden letters woorden de ruimte die zinnen op een eigen plek in het heel- al van hoogst particuliere, uitgedrukte vormen.
Kappen met het kappen - duizendmaal liever een boom op mijn hoofd dan de truttigheid van geplaveide moordernaarslanen, van populier en eik bevrijd. - duizendmaal liever een mes tussen mijn ribben dan de stiekeme camera op iedere straathoek. Ja, liever angstig binnen sidderen dan fier lafhartig manouevreren tussen strengverlichte paden en kaalgeslagen negorij. Verketter de kettingleggers - duizendmaal liever de dood van longkanker dan de opgeheven neuzen van de gegoede burgerij die de rook niet langer velen kan. - duizendmaal liever vette buiken in een naveltrui, blubberbilnaden in een legging dan de zure asceten die niet durven te sterven. Ja, liever angstig binnen sidderen voor de dronken razernij van straatraces dan boetevrij bewegen tussen flitsverlichte kruispunten en opgeworpen drempels. Verscheur de stilte - duizendmaal liever de teringherrie van het jonge leven dan de geschrokken gezichten bij het knallen van een scheet. - duizendmaal liever straffen wij onbekende onbesuisde kinderen in het volle licht van hun aanwezigheid dan ons stiekem te bedruipen bij een flikkerend beeldscherm.