Poëtisch taalgevoel is een talent dat zeldzaam is, ook bij kinderboekenschrijvers. Spannende verhalen die kreupel zijn geschreven, fantastische illustraties bij een saai boek - helaas vormen, ondanks de hausse aan kinderboeken op de markt, weinig kinderboeken een perfecte combinatie van verhaal en illustraties. Enkele boeken van Geert de Kockere zijn uniek in de combinatie van zeldzaam mooi taalgebruik en de illustratoren met wie hij samenwerkt.
Het bedje
van Liezetje is leeg.
Wat zeg je?
Een leeg bedje?
Waar is dan Liezetje?
Eerst is ze
naar het biezebos geweest.
Daar was
een droom van een feest.
Maar dan kwam
het grote boze beest.
Toen is ze gaan lopen
en bij haar moeder
in bedje gekropen.
Over zijn werkwijze zegt Geert de Kockere in een e-mail het volgende:
Ik vind het vooral heel plezierig dat zowel Douwe als uzelf van de boeken genieten. Want dat is precies wat ik beoog: een goed boek maken dat zowel kinderen als volwassenen boeit. Zeker voor de leeftijd waarvoor ik meestal schrijf, is dat noodzakelijk. Want kleuters kunnen nog niet lezen. Dus zijn het de volwassenen die in de eerste plaats mijn boeken lezen. En ik wil ook hen niet vervelen... Daarom ook besteed ik altijd heel veel aandacht aan de keuze van de illustrator en de verzorging van het hele boek. Ik kan dat gelukkig allemaal zelf doen (samen met de illustrator). Ik probeer altijd een boek te maken. Niet zomaar een verhaal dat iemand illustreert. Ik werk daarom ook altijd heel nauw samen met de illustrator. Vaak is het zelfs zo dat ik aan een verhaal begin en pas verder werk als de illustrator is gekozen. Om samen met hem of haar het idee tot een mooi boek te kunnen uitwerken.
De productie van Geert de Kockere is enorm. Op zijn site is een overzicht van zijn poëziebundels en verhalen te vinden. Bovendien heeft hij op de site een groot aantal gedichten gepubliceerd. Een prachtig ontroerend voorbeeld daarvan is Het Feest.
Nadeel van de grote productie van De Kockere en het feit dat hij zelf alles uitgeeft, is dat de strenge hand van de redacteur net zo vaak gemist wordt als dat zijn werk schittert. Werk als Koning Kerel en Houdt de Dief hebben hier zeker onder te lijden.
In België is de faam van De Kockere groeiende, zoals blijkt uit deze quote van Jan Van Coillie in Leesidee:
Je kunt rustig stellen dat Geert De Kockere een fenomeen is in de Vlaamse jeugdliteratuur. Met een niet aflatend enthousiasme en een enorme creativiteit neemt hij telkens weer nieuwe initiatieven om kinderen enthousiast te maken voor literatuur. Zijn inzet voor moeilijke genres als poëzie en het poëtische, vernieuwende prentenboek dwingen bewondering af.
In Nederland is hij nu nog minder bekend. Maar ooit zal dat hopelijk veranderen.
Man (Ill: Griet Musschoot Wielsbeke: Medaillon, 2003)
Man is gelukkig met muziek en zichzelf. Tot hij last krijgt van gedachten. Met name eentje is erg hardnekkig, om niet te zeggen dodelijk. Een wat cru einde van het boek dat vooral erg sterk is door de prachtige en zeer afwisselende illustraties van Griet Musschoot. Enerzijds staat er sterk grafisch werk in (ook de opmaak van de tekst is grafisch ingestoken), anderzijds maakt ze gebruik van foto's en speelse lijnen die we eerder kennen van het werk dat Geert de Kockere samen met Johan Devrome maakte.
Woeste Mie (Ill: Carll Cneut Wielsbeke: Medaillon, 2000)
Woeste Mie heeft zin in een feest. Tot grote schrik van haar man. Want alle vorige feesten ontaarden in rampen. En wie Woeste Mie getekend ziet door Carll Cneut, kan zich daar wel iets bij voor stellen: een groot kind in het lichaam van een reus. Gelukkig vinden ze uiteindelijk iets waar ze beiden heel lang van genieten.
Een zeer vermakelijk boek, met geweldige, bizarre illustraties. Helaas drijft het verhaal enigszins op de routine van Geert de Kockere.
Niel (Ill: Carll Cneut Wielsbeke: Medaillon, 1998)
Met een fabuleus taalgevoel vermaakt De Kockere kind èn ouder. Twee voorbeelden: "Niel was een jongetje als alle andere jongetjes. Hij viel helemaal niet op. 'Ware het niet', zei zijn vader af en toe, 'ware het niet dat Niel altijd valt."
Hiermee is de toon gezet: Niel valt, altijd en overal. Uiteindelijk valt hij voor Nelletje:"Want Niel was er zo door ontroerd, dat hij als nooit tevoren viel. Zo zacht, zo elegant, zo onbeschrijflijk mooi, dat ik het onmogelijk kan beschrijven."
Ook de illustraties zijn allesbehalve 'kinderlijk'. Een absolute aanrader, ook als je geen kinderen hebt!
Lancelotje (Ill: Koen Fossey, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1999)
Een waanzinnig mooi boek: de illustraties zijn werkelijk pure kunst en het verhaal is ritmisch, lief, een tikkeltje moralistisch maar zeker niet storend. En het belangrijkste: het boek leest uitstekend voor.
Lancelot heet eigenlijk Albert. Maar sommigen zeiden "Albèèèèèrt. En ze mekkeren dan als een schaap. Of als een geit." Lancelot is een krijger, een beetje ridder zelfs, met een helm die nooit afgaat.
Nu is hij echter "moe van het vechten. Eigenlijk, ja eigenlijk is hij het vechten moe..." Maar pas op, daar heb je die vervelende bengels weer, die proberen de helm van zijn hoofd te gooien. Ditmaal lukt het ze ook. En dan kijkt Lancelotje voor het eerst achterom.
Vrijwel iedere zin is het citeren waard, juist omdat het ritme van het geheel de verpletterende indruk achterlaat van een boek waar ik zo blij van ben dat iemand dit geschreven en geïllustreerd heeft.
Mosje (Ill: Johan Devrome Wielsbeke: Medaillon, 1998)
Mosje is een poëtisch verhaal over een meisje dat een lieveling zoekt. Keuze genoeg, maar Mosje is niet snel tevreden. Zo antwoord ze op het verzoek van Bo, de reus met een curieuze neus:
Oei, zegt Mosje, nee, zegt Mosje, geen curieuzeneuzen in mijn huis, zegt Mosje van het sleutelbosje.
Gelukkig is er iemand die de screentest doorstaat... Een prachtig geïlustreerd boek. Douwe kent het hele verhaal praktisch uit zijn hoofd - een bewijs van de meerwaarde van een ritmische schrijfstijl.
Blij Blij Blij (Ill: Johan Devrome, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1999)
Als je denkt dat je zomaar overal blij kunt zijn, heb je het mis. In de kerk maant de pastoor tot stilte, in het ziekenhuis de verpleegster, en op de markt moet je eerst een vergunning hebben. Gelukkig laat de ik-figuur zich niet ontmoedigen. Verre van dat... Als er dan eindelijk iemand vraagt naar de reden van zoveel blijheid, is het antwoord ontnuchterend en heerlijk ego-centrisch - precies zoals kinderen kunnen redeneren. "'Want er was nog een boek. Over een kind dat heel erg ziek was. Zo ziek dat het ervan doodging. Aan het eind van het boek. En iedereen weende. Want het was erg zielig.' 'En ben je daarom zo blij?', vroeg de oude man.' 'Nee, niet daarom' zei ik." Ik verklap te veel als ik vertel waar dan wel van. Lezen!
Vera (Ill: Marjolein Pottie Wielsbeke: De Eenhoorn, 1997)
Grafisch een lust voor het oog, met typografie die de tekst volgt (handig ook voor beginnende lezers) en een poëtische vertelling over Vera die aan zee woont. En wegdroomt over wat ze ziet en wat ze wil doen, zoals trouwen met een zeerover met twee ogen, "Dan kan hij mij beter zien." Maar ze wil niemand dood maken: "Niet echt. We doen alleen maar alsof. En we vloeken en we tieren. Tot de zee ervan schuimt. Dat doen we wel echt."
Schaapje (Ill: Kristien Aertssen, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1995)
Ritmisch, poëtisch, grappig - Schaapje is het allemaal. Een lief en teder boek voor kinderen van rond de drie a vier over een schaapje dat zonder 'viertje' niet slapen kan. Dus start het dodelijk vermoeide schaapje een zoektocht naar een klavertje-vier. "Maar het schaapje is te moe. En maar geeuwen. En maar gapen, zonder viertje om te slapen." En dan plots is er de ommekeer: "Het schaapje telt de sprietjes, telt de drietjes, telt zijn voetjes in het gras..."
Puntje puntje puntje (Ill: Geert Vervaeke, Wielsbeke: Medaillon, 1991)
Een zwart pietepeuter puntje wil gezien worden. Het wordt een vlekje, eet een stukje kaas, wordt een muis, eet zichzelf op en wordt zo een kat en uiteindelijk eindigt het als...de ogen van een zebra. Aardig, maar haalt het niet bij Niel, Mosje en Lancelot.
Toeteloet (Ill: Klaas Verplancke,Wielsbeke: De Eenhoorn, 1994)
Een lang verhaal over de liefde in een kippendorp tussen Daan, de haan, en Marie-Louise Toeteloet. "Marie-Louise is een kip. Een heel gewone kip. Behalve als ze niet meer weet wat te zeggen. Dan zegt ze 'Toeteloet!'. Dat is niet gewoon. Zeker niet voor een kip." Aan haar kontje kan je zien dat ze verliefd is op Daan. Maar voordat de twee elkaar vinden, moet er veel macho-gedrag en wijfelingen overwonnen worden. Een aardig verhaal dat met name voor jonge kinderen (3/4 jaar) aantrekkelijk is.
Willy (Ill: Carll Cneut, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1999)
Willy heeft poten als meerpalen, iets van niets, oren die flapperen dat het waait, een kont van jewelste. Maar alles komt van pas. En overal is hij welkom, allerhartelijkst welkom. Moraal van het verhaal: heb jij iets waar je mee gepest wordt, denk dan aan Willy: Hij heeft het allemaal! Weer op poëtische wijze verteld, zonder een woord teveel.
Wubke en de appelboom (Ill: Philip Hopman, Averbode: Averbode, 1998)
Een boek om zelf te lezen door kinderen vanaf 7. Als voorleesboek, zoals wij het gebruikt hebben, vind ik het minder geschikt. Wubke woont in een appelboom en beleeft daar de vier seizoenen. De schrijfstijl van Geert de Kockere blijft de moeite waard, maar het verhaal bevat te weinig spanning om de aandacht lang vast te houden. "In de zomer is het koel in de boom. En onder de boom. Wubkes vader verkoopt dan plekjes schaduw. Met een stoeltje erbij./ Alle soorten en maten."
Ik voel iets (Ill: Johan Devrome, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1999)
Martha en Willem voelen allebei iets en ze kopen een bos rozen, zij rode, hij witte. Voordat ze elkaar ontmoeten zijn de rozen bijna allemaal vergeven. Maar dan weet iedereen ook dat ze wat voelen, de een noemt het mooi, de ander apart. "Ik voel iets, dacht Martha. Ik weet niet wat het is, maar het is mooi." En Willem:"Ik voel iets, dacht Willem. Ik weet niet wat het is, maar het is apart."
En daarmee begint iedere pagina. De illustraties zijn in dezelfde stijl als Mosje: Sierlijk, komisch, teder.
Het koekeloerelaantje (Ill: Kristien Aertssen, Wielsbeke: De Eenhoorn, 1999)
Het Koekeloerelaantje is een dichtbundel van Geert de Kockere. Met daarin een overzicht van alle stijlen die hij in huis heeft.
Het is een jubileumboek, ter gelegenheid van 10 jaar dichten. De meeste gedichten kenden wij al, geplukt van de
site van Geert de Kockere
. Alhoewel hij zichzelf in eerste instantie dichter noemt, vind ik zijn verhalen mooier. De gedichten zijn zonder uitzondering ritmisch en poëtisch, maar de pointe is soms op het flauwe af.
Geertje
Geertje van negen
stond in de regen.
Zijn hoofdje werd nat,
In zijn hoed zat een gat.
Een gat in een hoed
Had Geertje van negen
Zomaar gekregen.
Krijgen en geven,
Zo is het leven,
Zo is het goed,
Wees gegroet.
Neemt niet weg dat er prachtige gedichten in staan: over een vlinder die fladdert naar de zee "en niemand, niemand heeft/ dat ooit zo mooi gedaan." De beste gedichten bevatten een originele kijk op de dingen om je heen:
Zebra-Pad
Een zebra en een pad
Pas gewassen, pas uit bad,
Liepen samen door de stad.
Toen viel de zebra op de pad
En lag er in de stad
Een heel nieuw zebrapad…
Om het hoekje van de deur
zaten drie kleine heertjes
Gezellig te scharnieren.
En telkens iemand binnenkwam,
Begonnen ze,
Die drie kleine heertjes,
Te lachen en te gieren.
De illustraties van Kristien Aertssen zijn minstens zo divers als de gedichten: soms enkel lijnen, soms fel gekleurde prenten, soms met kleurpotlood, soms aquarel.
Voor Douwe heeft De Kockere deze gedichten opgestuurd:
Douwe had een hoed, een hele grote hoed.
En die hele grote hoed had een hele grote pluim.
En die hele grote pluim had een hele grote vogel.
En die hele grote vogel had een hele grote bek.
En die hele grote bek pikte Douwe in zijn nek!
Douwe ging op reis
naar een land vol bergen ijs.
Hij likte hier, hij likte daar,
het ijs zat al in z'n haar.
Buikje vol, bergen weg...
Wie ook weleens wou gaan,
heeft dus pech...