Alles gaat online

oktober 2015

Duncan Rawlinson © Flickr
Duncan Rawlinson © Flickr

Alles gaat online en wordt digitaal. Wow, dat klinkt als een frisse observatie uit de vorige eeuw. En toch raakte hij me zojuist weer met de kracht van de eerste keer. Het internet dringt steeds dieper door in onze samenleving - van Big Data tot de Internet of Things, van de Gig Economy tot de Social Enterprise. Ook de discussies over robotisering en zelfs het basisinkomen zijn te herleiden tot de impact van ‘alles gaat online’. We verliezen daarbij veel: van onze privacy, gedefinieerd in termen van Repelsteeltje’s ‘niemand weet hoe of ik heet’, tot de ontmoetingsplekken met ‘de ander’, nu we online ons altijd tot gelijkgestemden kunnen wenden. Alles gaat online - is dat nu een zegen of een vloek?

De vonk voor dit artikel begon met een enthousiast betoog over de positieve effecten van internet op de Europese economie, waarin de auteur, Matt Brittin van Google, het ongelooflijke succes van ecommerce in Europa beschrijft (inderdaad, dat stuk deed me ook denken aan de vorige eeuw). Terwijl ik het las, zag ik enkel de lege winkelstraten voor me met de kleine retailer die het openen van de winkel steeds meer als een last is gaan ervaren - het moment van de dag waar je eigenlijk vol hoop moet nadenken over de kansen die er liggen, maar je enkel bang bent voor nog minder klanten dan gisteren; bang is niet eens het juiste woord, je verwijt jezelf de hoop dat het vandaag beter zal zijn, hoop als vorm van zelfkwelling, hoe erg kunnen we het maken? De enige troost die hem rest, is de observatie uit de 19de eeuw, in de onlangs uit het Pools vertaalde roman De Pop van Bolesław Prus:

“Even later waren het gekras van deurgrendels en het gekletter van staven te horen en kwam het daglicht de winkel binnenvallen, de enige klant die de zakenman nooit teleur zal stellen. Rzecki ging aan zijn schrijftafel bij het raam zitten. Klejn nam zijn vertrouwde plek bij het porselein in.”

Afijn, terug naar de belegen observatie: alles gaat online. Gisteren voor het eerst eens zelf op zoek gegaan naar een Airbnb, niet omdat ik een logeerplek zoek, en misschien juist daarom wel, want ik steun het fenomeen van het hotelwezen - je moet ongepland in een stad kunnen aankomen om je valies zonder plichtplegingen in het plaatselijke hotel te droppen, en Airbnb maakt het hotel straks onbetaalbaar - niet omdat er geen behoefte meer zal zijn, maar omdat er niet meer voldoende geld te verdienen valt, er is een kritische massa nodig die gebruik maakt van een dienst, anders vervalt de dienst voor iedereen.

Airbnb dus, en de prijzen vielen me niet echt mee, die concurreren in de grote steden met de hotels. Hetgeen de aantrekkingskracht van het concept voor de verhuurder verklaart, een overnachting levert op. De diversiteit in lokaties maakt het, gezien ook de reacties van de gasten, eveneens zeer verleidelijk voor mensen die hun citytrip op voorhand plannen. Je kunt je even bewoner van de stad voelen - kom daar maar eens om in een hotel, waar je ’s ochtends met je duffe hoofd eerst in een te stille zaal waar iedereen je aanstaart, aan een buffet je ontbijt mag halen om daarna als een klant die een bordeel verlaat, je kenbaar te maken als ‘toerist’ op het moment dat je de overdadige kitsch van de hotelloby uitloopt, de straat op. Het hotel echter heeft een grote economische betekenis - het biedt mensen van allerlei pluimage werk: de schoonmakers, de receptie, de nachtportier, zoveel mensen die zinvol werk vinden in de lobby, de keukens, de lange corridors en identieke kamers van een hotel. Bovendien kun je er aan de bar ’s avonds nog eens een echte ‘vreemde’ ontmoeten. Als alles online gaat, raken we dan het hotel kwijt?

Man And His Dog by Duncan Rawlinson © Flickr
Man And His Dog by Duncan Rawlinson © Flickr

Wie Airbnb zegt, zegt ook Uber, de taxidienst. Niet omdat ze onderdeel zouden zijn van de deeleconomie, want zoals Airbnb weinig met couch surfing van doen heeft, heeft Uber niets van doen met auto-delen, doch ter staving dat alles online gaat en we in een Gig Economie terecht komen. Mijn aversie tegen de Nederlandse taxi heeft na 10 jaar wonen in Amsterdam, ervaring met het ziekenvervoer en enkele weken forenzen met taxi naar Schiphol, best grote hoogten bereikt (de goede ervaringen niet te na gesproken), maar ik begrijp, juist door de slechte ritten misschien wel, het belang van de taxi als werkgever voor een bepaalde groep mensen. Wat moeten die gaan doen als ze niet meer de baas in hun taxi kunnen zijn?

Door Uber verdelen we de beschikbare ritten over een veel grotere groep mensen. De gevolgen van ‘alles gaat online’ gaan verder dan een herverdeling van werk, zo betoogt Umar Lee in Why Progressives Should Think Twice About Embracing Uber and Lyft. In essentie vergroot het de tweedeling in de maatschappij. Want wie zelf kan kiezen op Uber welke chauffeur hij wil, wie zelf kan kiezen op Airbnb bij welke stadsbewoner hij aanklopt - hoe groot is de kans dat je iemand kiest die lijkt op jezelf? Dezelfde leeftijd, hetzelfde opleidingsniveau, dezelfde achtergrond, al is het maar omdat de reviews die bij deze kamers en autoritten staan, waarschijnlijk nauw aansluiten op wat jij belangrijk vindt. Ik kan me niet voorstellen dat veel mensen in Nederland een vast inkomen kunnen verdienen als Uber-chauffeur. Met als gevolg dat niemand meer een boterham kan verdienen aan een taxirit. Niemand? Sorry, natuurlijk wel de softwaremakers, geldschieters en dienstverleners van Uber zelf. Voor de chauffeurs rest er een schamel loon - voor de een een welkome, nieuwe aanvulling op een karig loon of uitkering, voor de ander echter het verlies van geld en aanzien.

Kip-ei dilemma

De postbode van vroeger is de pakketleverancier van nu. Eens was het een ambtenarenbaan met mooie privileges. Nu is het een baan waar het risico deels bij de bezorger ligt. De wereld verandert en alles gaat online. Moet ik me daar schuldig over voelen? Als we ons terugtrekken in ons huis en in een cocon van gelijkgestemden, kunnen we dat dan wijten aan ‘alles gaat online’? Of gaat juist alles online omdat we van oudsher gemak verkiezen en ‘de ander’ proberen te vermijden?

We brengen alles online omdat we het plezier verkiezen, het plezier van een goede prijs, vrijwel onbeperkte keuzevrijheid en uitgebreide informatie. We brengen alles online omdat we een taxirit willen bij een vriendelijke chauffeur met wie we een leuk gesprek kunnen hebben, omdat we willen overnachten in een woning die ons even het gevoel geeft thuis te zijn in Parijs, Barcelona of New York, omdat we de mooiste houten kist van het land thuis geleverd willen krijgen. Alles gaat online, en ik kan niet ontkennen, dat de wereld er, ondanks alles, beter op wordt. Zoals ecommerce de leukste winkels heeft verjaagd uit alle dorpen en kleinere steden, zullen Uber en Airbnb waarschijnlijk de meeste taxibedrijven en hotels de das om doen. Er zal een tijd zijn dat ik in een provinciestad arriveer en naar een buitenwijk gereden wordt door een Uber-chauffeur om daar in een jaren 70-rijtjeshuis op de eerste verdieping mijn valies neer te zetten in de voormalige tienerkamer van de uithuizige zoon. Alles gaat online. Het gaat er niet om of verzetten wel of geen zin heeft. Het gaat erom dat de wereld er uiteindelijk beter van wordt. Het probleem van werk voor iedereen, het probleem van de verbinding tussen mensen van alle opleidingen, geloven en rassen - dat zijn problemen die niet gaan over on- of offline. Ik zal moeten leren leven met mijn schuldgevoel wanneer ik een boek online koop en de boekhandel in de straat daarmee een klant in de winkel ontzeg. De winkelier van vroeger is verdwenen. Lang leve internet.